De malaise in de liberale utopie (2)

In een eerder artikel heb ik geprobeerd een politiek-filosofische analyse te geven van de achtergronden van het heersende sociale onbehagen.[1] Ik kwam daarin tot de slotsom dat een groot deel van de bevolking in het Westen onder invloed van de liberale ideologie zijn identiteitswaarde is kwijtgeraakt en daardoor een liberale mentaliteit heeft ontwikkeld. De kernwaarde van deze mentaliteit is vrijheid, vandaar ook de naam liberalisme. Oorspronkelijk sloeg deze vrijheid op politieke en sociaal-economische rechten en wel op basis van enkele liberale uitgangspunten:

  • De natuur, dat wil zeggen de totale materiële werkelijkheid, wordt gedreven door blinde, doelloze krachten.
  • Ook de mens wordt gedreven door een door de natuur gegeven blinde drift: zelfhandhaving of eigenbelang.
  • De mens wordt gelukkiger naarmate hij zijn natuurlijke vermogens meer verwerkelijkt op basis van eigenbelang.
  • Het grootste geluk voor de mens is gelegen in de vrijheid deze natuurlijke vermogens te verwerkelijken.
  • Eenieder die in staat is zich op grond van deze uitgangspunten te verwerkelijken, heeft een liberale mentaliteit en behoeft geen sociale identiteit. Na meer dan vierhonderd jaar sociale strijd is in het Westen de liberaal-democratische staatsvorm algemeen ingevoerd. Dat betekent dat niet alleen een elite van de vruchten van de liberale mentaliteit profiteert, maar geacht wordt dat de gehele bevolking ernaar streeft deze vruchten te plukken. Alles is er dan ook op gericht de burger zodanig te vormen dat hij/zij in staat is zelfstandig het geluk te zoeken in en door de ontwikkeling van zijn of haar natuurlijke vermogens en daar de vruchten van te plukken. Op het moment echter dat steeds meer mensen in staat zijn deze liberale opdracht van individueel geluk te verwerkelijken en de productie en consumptie tot grote hoogte stijgen, worden we ons er langzamerhand van bewust dat dit niet eindeloos door kan gaan. Op alle vlakken van sociaal-culturele activiteiten komt het liberaal-kapitalistische systeem op tilt te staan, en hoe mondialer dit systeem wordt, des te heftiger de alarmbellen gaan rinkelen.

    Hier wil ik enkele van die activiteiten noemen die door de socialisering van het liberale systeem onder een zodanige druk zijn komen te staan, dat gevreesd moet worden dat het maatschappelijke draagvlak erdoor onderuitgaat. Dit zijn de domeinen van deze activiteiten: het financieel-bancaire systeem, de globalisering, de migratie en het milieu.

    De sociale domeinen
    (a) In 2008 hebben we de financiële of bankencrisis gehad, waarbij grote internationale banken door de staat gered moesten worden, wilde het financiële systeem niet in elkaar zakken. Wat was de essentie van deze crisis? Niets meer of minder dan dat steeds meer mensen zich begaven op het speculatieve terrein van beleggen en/of lenen. Hierdoor kwamen er producten op de financiële markt die veel weg hadden van piramidespelen. Mensen werden gek gemaakt door het aanbod van beleggingen met torenhoge woekerrentes van wel 20% en meer, of kochten huizen aan met 200% hypotheek. Op den duur werd de financiële markt met deze windhandel opgeblazen, en stortte het systeem in. Alleen door toedoen van staatsingrijpen kon deze zogenaamde vrije markt gered worden. Wat kunnen we uit deze les leren? Dat het vrijemarktsysteem van het liberalisme in elkaar zakt op het moment dat iedereen zich gaat gedragen als een speculatieve kapitalist. Dan blijkt dat dit systeem op gebakken lucht is gebaseerd en dat het alleen werkt als een kleine elite zich parasitair gedraagt, terwijl de massa zich houdt aan het sobere scenario van de calvinistische zuinigheid.
    (b) Door de globalisering van het arbeidsproces zijn veel industriële arbeidsplaatsen verplaatst naar de zogeheten lagelonenlanden. Dit heeft tot gevolg gehad dat alleen de kennis-economische arbeidsplaatsen in het Westen zijn gebleven en vele arbeiders op straat zijn komen te staan. Omdat arbeid dé manier is om zich als individu in het liberale systeem te realiseren en gelukkig te worden, is het begrijpelijk dat grote groepen mensen zich daarin gefrustreerd voelen. En als ze dan zien dat de weinige arbeidsplaatsen die resteren ingenomen worden door mensen van elders, ligt het voor de hand dat deze frustratie zich richt op deze mensen, wat tot discriminerende onderbuikgevoelens leidt.
    (c)  Onzekerheidsgevoelens nemen nog sterker toe door de grote instroom van vluchtelingen met een islamitisch geloof. Deze mensen hebben een sterke identiteit die ze vaak ook op een pregnante manier uitdragen, en die op vele gebieden sterk afwijkt van wat zich in het liberale Westen gevormd heeft. Dit roept vooral daarom sterke afweergevoelens op, omdat we onder invloed van het liberale gedachtegoed veel identiteitswaarde zijn kwijtgeraakt en daarvoor in de plaats een liberale mentaliteit hebben ontwikkeld. Nu het vooruitgangsoptimisme van de liberale ideologie sterk gestagneerd is en wij zelf weer op zoek zijn naar onze identiteit, steekt de krachtige islamitische identiteit sterk af tegen onze eigen zwakke identiteit. Worden dan ook nog vanuit deze islamitische identiteit terroristische daden gepleegd, dan bereiken frustraties een kookpunt dat in woede kan omslaan.
    (d) Waarin het oververhitte systeem van kapitalistische productie en consumptie zich het sterkst doet voelen, is natuurlijk het natuurlijke milieu. De meeste van onze economische activiteiten drijven nog steeds op fossiele brandstoffen, die bij verbruik broeikasgassen vormen, wat tot klimaatverandering leidt. De vruchten die wij plukken met behulp van het kapitalistische arbeidsproces worden door de dreiging van milieucatastrofes met de dag zuurder en geven ons collectief een schuldgevoel. Ook dit gevoel zet zich om in sociaal onbehagen als uiting van onzekerheid en angst.

    Vijandbeeld
    Als we naar de aard van de kapitalistische arbeidsvruchten kijken, dan kunnen we daaruit concluderen dat zij hoofdzakelijk materialistisch zijn. Dat wil zeggen dat wij zowel de dode als de levende materialen zodanig omvormen, dat ze tot bevrediging dienen van onze behoeften. Daarbij geldt maar één regel: de menselijke behoefte staat centraal en alles wat niet menselijk is, mag als middel dienen om deze behoefte te bevredigen. Met deze regel hebben wij ons losgemaakt van het natuurlijke milieu en alles wat niet menselijk is dood verklaard – geobjectiveerd heet dat in de wetenschap.
    [2] De natuur is daarmee onze vijand geworden, die wij met onze arbeid moeten verslaan om onze behoeften te kunnen bevredigen. Het pregnantst drukt deze mentaliteit zich uit in onze relatie met de levende wezens die niet veel meer zijn dan productie- en consumptiegoederen.

    Als er iets goed is aan het heersende sociale onbehagen, dan zou dat erin bestaan dat wij ons bewust gaan worden van het vijandbeeld dat wij middels de liberale ideologie van de natuur hebben. Met dat vijandbeeld hebben wij ons in een mentale leegte geplaatst die met geen enkel materieel product te vullen valt. Pas als wij de natuur om ons heen weer als een levend geheel gaan ervaren dat zijn intrinsieke waarde heeft en in staat is met ons te communiceren, zullen we hopelijk ook ontdekken dat de hele natuur vervuld is van bewustzijn en wij daar deel van uitmaken. Een hoopvol teken is dat in de huidige ontwikkeling van de theoretische fysica het besef doorbreekt dat aan alle fysische grondbegrippen (tijdruimte, zwaartekracht) informatie ten grondslag ligt. De baanbrekende ideeën van Erik Verlinde, hoogleraar theoretische fysica aan de Universiteit van Amsterdam, geven ons het uitzicht op een universum waar niet een blinde, maar een informatieve (en dus een ‘ziende’, bewuste) natuur van kracht is.[3] Wanneer deze ideeën meer sociaal aanvaard gaan worden, is het te hopen dat wij ons vijandbeeld van de natuur om kunnen zetten in een levend beeld van de natuur – een natuur waar informatie en bewustzijn, en niet blinde krachten en driften, de drijfveren zijn achter alle natuurlijke processen. Dan zou onze geluksbeleving ook niet meer zo eenzijdig materialistisch hoeven te zijn. De mentale leegte die de liberale ideologie bij ons heeft gevormd en die tot een algemeen sociaal onbehagen heeft geleid, zou dan hopelijk op een hoger niveau van bewustzijn inhoud gegeven kunnen worden.

    Noten
    [1] ‘De malaise in de liberale utopie’, De Vrijdenker, november 2016.
    [2] De eerste filosoof die het wetenschappelijk-inductieve denken centraal stelde in zijn theorie, Francis Bacon (1561-1626), schreef in Novum organum dat de natuur ten dienste staat van de mens en de mens er alles aan moet doen om zijn macht over haar te vergroten. Door wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen kan de mens de heerschappij over de natuur verwerven. Letterlijk schreef hij dat de natuur gemarteld dient te worden, zodat zij haar geheimen prijsgeeft. ‘Kennis is macht,’ schreef hij.
    [3] George van Hal, Elastisch universum. Baanbrekende ideeën van Erik Verlinde, Fontaine Uitgevers, 2016.