Death destroys a man; the idea of death saves him. E.M. Forster, Howard’s End
De NRC van dit weekend (21-11-2015) opent met de kop: ‘Europa strijdt tegen angst’. De openingscolumn van Bas Heijne heet: Angst. Verderop in dezelfde krant heet het dat ‘deze oorlog [tegen het terrorisme, FT] om angst draait’. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is schrijft Eric Jarosinski in De ideologie van alledag van dezelfde krant: ‘De wereld is groot. Maar de angst: soms groter.’ Vooral na de terreuraanslagen van jihadisten in Parijs heerst er
alom angst in Europa. Om te begrijpen waar deze angst vandaan komt,
lijkt het me zinnig een existentiële analyse te maken wat de bron
van de angst bij de mens is. Onderstaand een poging tot een
dergelijke analyse die het subjectieve moment van de angstgevoelens
tracht te relateren aan het objectieve moment van de rol van de
angst in onze maatschappij. Experiment Zonder dood zou het leven dus zinloos zijn. Maar de dood geeft niet alleen betekenis aan ons leven, ze plaatst dat leven ook in het teken van de angst. Want, zoals Aristoteles al zei, alle levende wezens kennen de horror vacui, de angst voor de leegte. En de dood is voor het leven een leegte, een zwart gat waarin het bewustzijn opgeheven is. Hoe sterker het doodsbesef is, des te meer angst we hebben voor deze leegte, maar tegelijkertijd des te meer zelfbewustzijn we hebben. De dood is dus zowel betekenisgever aan het leven als bron van angst voor het leven. Die twee wezenlijke levensfuncties van de dood zijn ook correlatief met elkaar verbonden. Hoe behoeftiger wij worden, des te sterker ons doodsbesef, dat wil zeggen: des te angstiger we zijn. Behoeftigheid en angstigheid zijn dus correlatieve begrippen die verbonden zijn door ons doodsbesef.
Bestaansbreuk Geluk kan in de meest algemene zin gedefinieerd worden als de ervaring je verbonden te voelen met je omgeving. En de meeste mensen menen waarheid te vinden in het denken dat in overeenstemming is met de werkelijkheid. Voor beide geldt consensus als doelstelling: we streven naar geluk en we zoeken naar waarheid om ons verbonden te voelen (of te weten) met de werkelijkheid om ons heen. Dit streven en dit zoeken houden in dat er geen spontane of natuurlijke verbondenheid is met ons zelf en met de omgeving. Nee, we starten ons streven en zoeken vanuit een afstand naar de werkelijkheid, een afstand die we als een onlustgevoel ervaren. Waar komt deze afstand vandaan? Als we kijken naar wat we in geluk en waarheid zoeken, dan is dat in wezen het gevoel van verbondenheid. We voelen in onszelf een leegte die naar ‘vulling’ zoekt en die vulling alleen kan vinden in de werkelijkheid om ons heen. Het subject dat naar geluk en waarheid zoekt is dus een leegte die naar vulling zoekt. Dit subject is dus niet ons ego dat reeds ‘gevuld’ is met de biologische en sociale conditioneringen van onze persoonlijkheid of identiteit. Nee, dit subject is niets anders dan de leegte van het eindige zelf dat naar geluk en waarheid zoekt en zich zo vervuld weet met de werkelijkheid om zich heen. Bij mijn weten is er maar een antwoord te geven op de vraag waar dit lege subject zijn ‘grond’ vindt: het besef van de dood die als een ‘zwart gat’ ervaren wordt – een besef dat alle mensen bij volle bewustzijn hebben. Bewustzijn van eigen eindigheid staat gelijk aan het doodsbesef, zodat je moet zeggen dat het zelfbewustzijn van de mens niets anders is dan zijn doodsbesef. Het lege subject ís het zelfbewustzijn van de mens, zijn doodsbesef. De betekenis van de dood voor het leven is dan als volgt te definiëren: de dood is de reden van het leven om te (willen) overleven. Alleen omdat de dood eigen is aan het leven en wij mensen daar het besef van hebben, existeren wij. Zouden wij dit besef niet hebben, dan zouden wij zoals de overige levende wezens slechts insisteren, letterlijk: ‘erin staan’. We zouden samenvallen met wat we hebben aan soortelijke bepaaldheid. Een mens existeert (van ex-sistere: erbuiten staan) of is, omdat hij het niet-zijn van de dood in zich weet. Alleen om die reden is het streven van de mens niet blind, maar ‘ziende’, wat zeggen wil dat dit streven vrij en daarom rationeel van aard is.
TMT Twee belangrijke afweermechanismen zijn volgens de TMT het cultureel wereldbeeld (cultural worldview) en zelfwaardering (self-esteem). Het cultureel wereldbeeld functioneert als een buffer die de angst voor de dood reduceert, doordat het een gevoel van zekerheid, veiligheid en een vorm van symbolische onsterfelijkheid geeft. Door te voldoen aan de waarden en normen van een cultuur, zorgen mensen ervoor dat ze deel uitmaken van een groter geheel dat vele generaties zal overleven. Tevens kunnen mensen een hoge mate van zelfwaardering putten door deel uit te maken van een cultuur. Mensen met een hoge mate van zelfwaardering hebben het gevoel dat ze voldoen aan de eisen die het culturele wereldbeeld aan hen stelt. Op deze manier verzekeren ze zich van letterlijke (reïncarnatie of een plek in de hemel), dan wel figuurlijke (ik heb iets bijgedragen aan deze wereld en maak deel uit van iets, wat vele generaties zal blijven bestaan) onsterfelijkheid. Mensen met een lage zelfwaardering daarentegen voelen dat ze minder voldoen aan de eisen die de cultuur hen stelt. Ze zijn daarom minder goed bestand tegen de angst voor de dood. (Zie: Wikipedia, lemma terror-management-theory.) Als we goed naar deze theorie kijken, dan valt al snel op dat normale mensen met een gezond verstand in staat zijn hun doodsbesef en de ervaring van het lege subject af te weren door wat ik eerder consensus noemde. Ze vinden hun geluk en waarheid door zich te conformeren aan wat hun sociaal-culturele omgeving voorschrijft (het culturele wereldbeeld) en vinden daarin hun zelfwaardering. Het lege subject van het zelfbewustzijn ‘vult’ zich dus met wat voorgeschreven is waardoor het subject zich als een ego van positieve waarde profileert. Het wordt een persoonlijkheid die achting eist van zijn omgeving. Dat naarmate dit subject zich op zijn geluk en waarheid richt meer zijn vrijheid verliest en een speelbal wordt van de sociaal-culturele omgeving, is iets wat normale mensen met een gezond verstand passend vinden. Want al is dit lege subject de enige garantie voor vrijheid van denken en doen (wat wij in het liberale Westen als het hoogste goed beschouwen), het is tegelijkertijd de bron van de angst voor de dood, het grootste kwaad dat de mens kan treffen. Dus verkiest de normale mens veiligheid boven vrijheid, zekerheid boven onzekerheid, en voor alles: onsterfelijkheid boven eindigheid. En of hij nu gelooft in God, de natuur(wetten) of in iets spiritueels, hij gelooft in ieder geval in zijn wereldbeeld dat hem beschermt tegen het niets van de dood. Anomie Noten
[1]
Het bestaan van deze bestaansbreuk is inmiddels ook doorgedrongen in
de wereld van de mindfulness. In De Groene
Amsterdammer, 6-8-2015, schrijft Sanne Bloemink: ‘De
aantrekkingskracht van mindfulness is groter en existentiëler. Het
ontstijgt de waarde van een “therapie”, want het pretendeert te gaan
om zingeving. Jon Kabat-Zinn, oprichter van de therapie Mindfulness
Based Stress Reduction, heeft het bijvoorbeeld over het leren omgaan
met de “volledige catastrofe van de menselijke conditie”. Hij heeft
het over een antwoord op onze doodsangst. “Het gaat erom in relatie
te staan tot de wereld om je heen. Dat je onderdeel bent van het
grotere geheel. Dat overstijgt uiteindelijk zelfs de dood. Als je
dat voelt, dan weet je: ik kan nu doodgaan en het zou prima zijn.”’ |