Over de dynamiek van de westerse democratie
De enige levende samenleving is die waarin iedereen te midden van zijn gelijken anders kan zijn. Eugène Ionesco
Het behoudende deel van Nederland is boos, om niet te zeggen woedend. Waar die boosheid vandaan komt is niet moeilijk te raden: de identiteit staat op de tocht. 83% van de Urkse gemeenschap stemde dan ook bij het referendum van 6 april j.l. tegen het associatieverdrag met Oekraïne. Die tegenstem ging niet zozeer over Oekraïne en zelfs niet over de EU, maar volgens demografisch onderzoek meer over sociale samenhang en wantrouwen versus vertrouwen. (de Volkskrant, 7-4-2016) En door wie wordt de sociale samenhang en het onderlinge vertrouwen het meest ondermijnd? Jawel, door de moslims in den lande die met de Koran in de hand de westerse waarden minachten en de ‘linkse kerk’ meekrijgen om hen tegen kritiek te beschermen. Om te begrijpen wat er speelt bij die boosheid, lijkt het me goed de structuur en dynamiek van de westerse democratie onder de loep te nemen. Misschien dat we dan meer begrip kunnen opbrengen van waar die boze emoties komen en wat we ermee aan moeten om escalaties te voorkomen.
Rechts/links Inherent aan de westerse democratie is het politieke gegeven van een oppositie die veelal als rechts of als links aangeduid wordt. Alleen in het spanningsveld van rechts en links is de politieke dynamiek van de democratie levendig en vruchtbaar, en kan ‘iedereen te midden van zijn gelijken anders zijn’. Door de bank genomen vertegenwoordigt het rechtse spectrum van de politieke arena dat deel van de bevolking dat meer behoudend en daarom meer op het verleden gericht is. Bij deze behoudende houding hoort een sterke hang naar identiteit en eigenheid, dat zich vooral uit in het beklemtonen van familiale, streekgebonden en nationale bindingen. Deze behoudende houding gaat alleen op in de sociaal-politieke sector en zeker niet in de politiek-economische sector. Voor het linkse spectrum daarentegen geldt dat het dat deel van de bevolking vertegenwoordigt dat meer vooruitstrevend en daarom meer op de toekomst gericht is. Bij deze vooruitstrevende houding hoort geen sterke identiteit, maar meer een mentaliteit. Het verschil tussen identiteit en mentaliteit is dat de identiteit datgene is wat mensen van een gemeenschap met elkaar bindt, terwijl de mentaliteit datgene is wat mensen middels idealen drijft. Het is duidelijk dat een gezond spanningsveld tussen het rechtse en het linkse spectrum voor een democratische gemeenschap van groot belang is. Want wanneer de behoudende tendens de overhand zou krijgen, dan zou de gemeenschap tot stilstand komen en dus in elkaar zakken. En wanneer de vooruitstrevende tendens de overhand zou krijgen, dan zou de gemeenschap op hol slaan en het gevaar lopen haar bindende structuur te verliezen. De dynamiek van een democratische gemeenschap schuilt in de balancering tussen de rechtse en de linkse krachten met inachtneming van de verbondenheid op basis van wederkerigheid en een open dialoog. Kortom, democratie is scheidend binden.
Bipolaire structuur Wanneer we dit bipolaire model toepassen op de westerse democratieën, dan wordt het misschien duidelijker wat er de laatste tijd aan de hand is. Vanaf de jaren zestig tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw hebben er ontwikkelingen plaatsgevonden die de positieve pool van het politieke spanningsveld danig hebben verzwakt ten gunste van de vele emancipaties op allerlei gebied. Deze ontwikkelingen werden vooral ook mogelijk gemaakt door de status-quo tussen de twee wereldmachten: Amerika en Rusland. Het linkse spectrum van de politieke arena was in die jaren de dominante factor, terwijl rechts gedwongen werd daar schoorvoetend in mee te gaan. Maar vanaf de Wende (1989) en zeker na 9/11 kwam daar een kentering in. Rechts ontwikkelde een sterke tegenkracht die op de identiteit van nationale trots gebaseerd was. En om deze identiteit inhoud te geven werd er een vijand gecreëerd die als oorzaak kon dienen voor alle dreigingen en gevaren. Vanaf 9/11 was duidelijk wie die vijand was: de moslim met zijn gewelddadige religie en in zijn kielzog de ‘linkse kerk’ die de islamitische medeburger niet tot vijand wenste te maken.
Hypocrisie Wanneer links echter stelt dat je niet alle moslims over de kam van de terroristen mag scheren, wil dat niet zeggen dat je van hen slachtoffers maakt en nog minder dat je daarmee de terroristische aanslagen goedpraat. Er is juist moed en een heldere analyse voor nodig onderscheid te maken tussen mensen die in vrede een (ander) geloof belijden en zij die dit geloof misbruiken om hun boosheid te rechtvaardigen. Want alleen zo maak je geen vijandbeeld van de moslim en blijf je in staat de rede boven de emoties te plaatsen - dat wil zeggen hen te bestrijden die geweld gebruiken zonder generaliserend anderen daarbij te betrekken die part noch deel daaraan hebben. In zijn pamflet vraagt Willy Laes zich af hoe het toch mogelijk is dat ‘het progressieve deel van de bevolking van West-Europa en Noord-Amerika […] selectief blind en doof is wanneer het gaat om de uitwassen van de islam.’ (p. 68) Een antwoord geeft hij niet. Religies hebben volgens hem een enorm geweldspotentieel, maar dat potentieel wordt door de apologeten (hij bedoelt de linkse elite) ontkend. Nu is het zo dat een religie of welke andere ideologie dan ook nooit een geweldspotentieel in zich kan dragen; alleen mensen die lang gefrustreerd zijn kunnen iets dergelijks in zich dragen en een ideologie gebruiken om hun wreed gedrag te rechtvaardigen. Deze domme reïficatie wordt gretig door alle islamofoben gebruikt om de moslims categorisch weg te zetten als potentieel gewelddadige figuren. Terwijl dus het boosheidspotentieel vooral in het rechtse deel van de bevolking schuilt, wordt dit potentieel geprojecteerd bij de tegenstander die een religie aanhangt met een zogenaamd enorm geweldspotentieel. Op die manier wordt het vijandbeeld van de moslim met emoties gevuld die in wezen afkomstig zijn van de eigen bevolking. C.G. Jung sprak in dit kader over de projectie van de eigen schaduwkant in de tegenstander om hem daarmee tot vijand te kunnen maken. Niet de bevolking maakt in eerste instantie deze projectie om een vijandbeeld te kunnen vormen. Nee, het is de rechtse elite die deze projectie met hun verdraaiingen en verdachtmakingen tot stand brengt en hoopt dat ‘het volk’ daarin meegaat.
Conclusies
|