De last van de witte man (1)

Over de schuldvraag van kolonialisme en slavernij

Wie zich als slachtoffer presenteert eigent zich de dubbele macht toe om aan te klagen en een schadevergoeding te eisen, om aan de schandpaal te nagelen en te bedelen.

Pascal Bruckner, Tirannie van het berouw. Essay over het Europese masochisme, p. 107.

 

De aanklacht
Tot voor kort was het spreken over ras, kleur of etniciteit zo ongeveer een doodzonde. Wie zich daaraan schuldig maakte was per definitie een racist, want ras was in wetenschappelijk opzicht een non-concept; het bestond gewoon niet. Maar in het debat dat Black lives matters voert, wordt expliciet gesteld dat het zwart-zijn ertoe doet en dat de witten niet over hun wit-zijn durven of kunnen spreken. Zo schrijft Willem Schinkel in De Correspondent over de witte mens: ‘Die combinatie – van een zelfflaterend zelfbeeld en de ontkenning van de werking van ras – is toxisch. Omdat ze niet uitnodigt tot zelfreflectie en niet leidt tot verwerking van wat het betekent om vierhonderd jaar een koloniaal rijk gehad te hebben.’ Met andere woorden: witte mensen achten zichzelf zo superieur dat ze geen moeite doen na te denken wat ras voor impact heeft. Ze hebben dan ook geen behoefte om de desastreuze gevolgen die het koloniaal verleden heeft gehad op andere rassen te verwerken. In haar studie White Innocence gaat Gloria Wekker nog verder. Zij onderzoekt een centrale paradox in de Nederlandse cultuur: de hartstochtelijke ontkenning van racisme en koloniaal geweld, die samengaat met agressief racisme en xenofobie. Zij ontdekt deze paradox in het zogeheten cultureel archief van Nederland. Dit begrip ontleent ze aan de Egyptische socioloog Edward Said: een ‘repository of memory’, waarin kennis wordt vastgelegd, niet alleen ‘in the heads and hearts of people in the metropole’, maar ook in allerlei andere domeinen van de cultuur, in instituties en alledaagse kennis. Ook hier dus de stellige overtuiging dat witte mensen niet in kleuren wensen te denken, omdat ze hun schuldgevoel naar zwarte mensen zodanig hebben verdrongen dat ze het begrip ras uit hun vocabulaire hebben geschrapt. Onlangs zei Sylvana Simons, de zwarte politica van Art. 1, voor de rechtbank: ‘We moeten elkaar de maat nemen, maar dat is juist wat we missen in Nederland: morele verantwoordelijkheid.’ (Trouw, 13-3-2017)

Kleurenblind
De beschuldiging is duidelijk: witte mensen zijn kleurenblind, omdat ze weglopen voor hun verantwoordelijkheid met betrekking tot hun koloniale verleden en de slavernij. Impliciet voelen ze zich echter wel superieur aan alle andere culturen, waardoor ze zich niet tegen hen hoeven af te zetten. Gloria Wekker zegt het zo: ‘Mannelijkheid, witheid en hogere klassen hoeven zich nooit te benoemen.’ En daar heeft ze gelijk in. Superioriteit drukt zich niet uit in arrogantie, ijdelheid of rijkdom – daar siert de omhooggevallen mens zich mee – , maar in het onbenoemd kunnen laten van wie je denkt te zijn. Hoe hoger iemand denkt te staan, des te minder mag erover gezegd worden. God was daarom vroeger de deus absconditus: de verborgen god. Een identiteit is een afweermechanisme om je zwakte te verbergen: je zet je af tegen een ander zodat je zelf iemand denkt te zijn. En gebeurt dat afzetten groepsgewijs, dan voel je je opgenomen in een groter geheel dat jouw bestaan extra bevestigt. Om de identiteit van de witte mens kleur te geven zou ik tegen Gloria Wekker c.s. kunnen zeggen: ‘Oké, het cultureel archief van de witte mens bevat kolonialisme en slavernij van de zwarte mens. Maar wat bevat het cultureel archief van de niet-witte mens: de Arabieren, de Chinezen, de Turken en ja, ook de zwarten? In zoverre we daarvan iets weten hebben witte mannen dat gedocumenteerd. Zelf hebben al die volken hun eigen historische wandaden verzwegen of kijken ze er met trots op terug. Zullen we gelijk oversteken en elkaars wandaden uitwisselen, zodat we daarna misschien met een schone lei verder kunnen?’ Frantz Fanon zei het zo: ‘Er is geen taal van de zwarte; er is geen last van de witte. Moet ik de tegenwoordige witte man vragen de verantwoordelijkheid voor de zeventiende-eeuwse slavenhandelaar op zich te nemen? […] Ik ben geen slaaf van de slavernij die mijn voorvaderen ontmenselijkte.’ (Peau noires, masques blancs)

Wandaden
Ik ben bang dat het niet genoeg zal zijn om enige verzoening te bewerkstelligen tussen zwarte en witte mensen. Pascal Bruckner heeft dat in zijn essay zo verwoord: ‘De haat tegen het Westen vindt zijn oorsprong niet in zijn echte vergrijpen, maar in zijn poging ze recht te zetten door als een van de eersten zijn eigen agressiviteit af te gooien en de wereld te vragen zijn voorbeeld te volgen. Het heeft de kring van verstandhouding onder gewelddadige staten doorbroken en dat is onvergeeflijk. Toen Europa over de geschiedenis begon te moraliseren, heeft men het in zijn eigen val laten lopen en geconfronteerd met zijn eigen wandaden, waarvoor het nota bene zelf de bewijzen had geleverd.’ (A.w., p. 36.) Met andere woorden: de witte mens heeft niet alleen zijn eigen historische wandaden gedocumenteerd, maar ook die van anderen en dat heeft bij hen kwaad bloed gezet. Neem het koloniaal verleden van Nederland. Met een parafrasering van Bruckners tekst kun je zeggen dat ‘het Nederlandse imperialisme een “compensatiemechanisme” (Raoul Girardet) was dat het afglijden naar een middelmatige toekomst moest voorkomen, de gril van een elite met grootheidswaan, niet de wens van de gehele gemeenschap’. (A.w., p. 60. Cursivering van mij.) De zwarte slaven die destijds door toedoen van die elite van Afrika naar Amerika werden verscheept en als ‘werkvee’ werden misbruikt, waren in Afrika zelf reeds slaaf gemaakt door Afrikanen en Arabieren. Het verzet tegen deze praktijk kwam niet vanuit Afrika, maar vanuit Europa op gang en uiteindelijk werd deze praktijk ook door Europeanen afgeschaft. Dat is óók het cultureel archief van de slavernij. De ‘gewone man’ in Nederland had geen benul van kolonialisme en slavernij, werd zelf onderdrukt door de burgerlijke elite en voelde zich dus terecht ‘onschuldig wit’. Pas met de komst van gekleurde mensen uit de gewezen koloniën na de Tweede Wereldoorlog werd hij geconfronteerd met het bestaan van de ‘ander’. Dat hij zich nu schuldig zou moeten voelen voor dat koloniale verleden wordt dan ook niet gevoed door dat verleden, maar door wat de Joden in zijn land is aangedaan onder het nazibewind van de Duitsers. Toen pas heeft er zich een collectief schuldgevoel in Nederland ontwikkeld dat zich meer versterkte naarmate de welvaart toenam.

Cultureel archief
Om bovenstaande historisch te onderbouwen wordt ons vanuit onverdachte hoek een blik gegund in het zogenoemd cultureel archief van Nederland met betrekking tot de relatie tussen witte en zwarte mensen vlak na de Tweede Wereldoorlog. In het interview ‘De verzwegen geschiedenis van “kinderen met een kleurtje”’ spreekt Mieke Kirkels over de kinderen van zwarte Amerikaanse soldaten in Limburg. (Trouw, 20-4-2017) Over het algemeen, zegt ze, werden alle soldaten in Limburg als bevrijders in de armen gesloten, ongeacht hun huidskleur. Voor zwarte soldaten was dit hartelijke welkom een volkomen verrassing. Met de bevolking ontstonden hartelijke vriendschappen en relaties, ondanks de strikte voorwaarden waaraan zij zich van de legerleiding moesten houden. In de VS waren die verhoudingen ondenkbaar. Kirkels beschrijft in haar boek Kinderen van zwarte bevrijders hoe (zwarte) soldaten afdrukken wilden hebben van foto’s waarop zij met blanke meisjes staan. ‘Als ik dat naar huis stuur zullen ze me niet geloven. Ze maken me uit voor leugenaar, een grotere leugen kan ik niet vertellen. Dit vinden ze absurd,’ zeiden ze tegen een Limburgse fotograaf. De verschillen tussen zwart en wit werden zichtbaar bij feesten om de militairen een verzetje te bieden. Hier waren alleen blanke soldaten welkom. ‘Wat deden de zwarte jongens? Die kwamen nergens in,’ zegt Kirkels. ‘Als witten in een café zaten, dan sloegen zij hun gekleurde collega’s de tent uit. Maar in sommige buurten waren zij wel welkom. Ja, niet in de villawijk van Maastricht. Het waren meestal de arme volkswijken in mijnstreken waar zij terecht konden. Dat zijn de plekken waar kinderen met een tintje geboren werden.’ Deze kinderen hadden het volgens Kirkels moeilijk in hun latere leven. ‘Ze werden ontvangen met de nodige scepsis,’ vertelt ze. ‘Veel Limburgers zagen hen aanvankelijk als “missiekindjes”. Dat was positief bedoeld hoor, maar er zat wel iets paternalistisch in.’ Mensen hadden nog nooit gekleurde mensen gezien, behalve in missieblaadjes van de katholieke kerk. Aldus Mieke Kirkels in Trouw.

Wat kunnen we uit dit cultureel archief leren? Eerstens dat de kleur van de bevrijders voor het Limburgse volk er niet toe deed; ze werden allen in de armen gesloten. Voor de zwarte soldaten was deze ‘kleurenblindheid’ een volkomen verrassing die ze in de VS niet kenden. Daar was segregatie tussen de witten en zwarten heel normaal. Zelfs in het buitenland, terwijl ze gezamenlijk gestreden hadden tegen de Duitsers, bleef die segregatie in stand zodra ze vrij waren. Tweedens leren we eruit dat de witte elite in Limburg niet kleurenblind was. De zwarte bevrijders waren welkom in de volksbuurten, maar niet in de villawijk. Derdens dat het gewone volk nog nooit gekleurde mensen had gezien en het dan ook geen racistische vooroordelen of gevoelens daarbij had. Plaatsen we nu deze bevindingen naast de beschuldiging die Gloria Wekker in White Innocence maakt. De door haar geponeerde stelling van de centrale paradox in de Nederlandse cultuur – de hartstochtelijk ontkenning van racisme en koloniaal geweld, die samengaat met agressief racisme en xenofobie – klopt van geen kanten met het verslag van Kirkels. We moeten daarentegen concluderen dat de gewone mensen vlak na de oorlog inderdaad ‘witte onschuldigen’ waren ten aanzien van gekleurde mensen en wel om de simpele reden dat ze van het koloniale geweld inclusief slavernij nauwelijks iets wisten. Wekker heeft de segregatieve toestand in Amerika als blauwdruk gebruikt om de hedendaagse xenofobie in Nederland in een zogenaamd historisch kader te kunnen plaatsen. Maar zoals voor veel zaken zijn de kwesties die werkelijk spelen in de samenleving niet meer leidend voor academisch onderzoek. Als we iets willen begrijpen van waar het westerse imperialisme en kolonialisme, inclusief de slavernij, vandaan komen, dan moeten wij de mentaliteit van de witte elite aan een onderzoek onderwerpen. Dat doe ik in een vervolgartikel.