Remt religie de emancipatie?

 

De stelling emancipatie is pas mogelijk als religie ophoudt te bestaan veronderstelt dat religie per definitie tegenover emancipatie staat. Om daarachter te komen is het niet genoeg te verwijzen naar orthodox-religieuze praktijken van bijvoorbeeld islamitische, christelijke of hindoeïstische snit. Daarmee fixeer je deze religies op hun fundamentalistische varianten, iets wat geen recht doet aan het hele spectrum van de godsdienstige uitingen. Om erachter te komen of religie per definitie tegenover emancipatie staat, moeten we beide begrippen aan een nader onderzoek onderwerpen. Alleen dan kunnen we conclusies trekken die hout snijden.

 

Religie

Om te beginnen moeten we ons de vraag stellen wat we onder religie en emancipatie verstaan. Allereerst de religie. Wanneer we alle uiterlijk en machtsvertoon van de religieuze praktijken wegdenken, wat blijft er dan over van de religieuze beleving? Wat zoekt de mens in de religie? Religie komt van het Latijnse woord re-ligare, dat letterlijk her-binden betekent. In de religieuze beleving zoekt de mens naar een hernieuwd verband met zichzelf en zijn omgeving die blijkbaar verstoord is geraakt; een verstoring waar hij zich ongelukkig bij voelt. Wie of wat heeft de relatie van de mens met zijn omgeving zodanig verstoord dat hij zich daarbij ongelukkig voelt en op zoek is naar een hernieuwd verband? We komen alleen achter de oorzaak van deze verstoring of breuk als we de condition humaine in zijn algemeenheid beschouwen. In het kader van dit artikel moet ik mij beperken tot de hoofdlijnen ervan.[1]

De mens is het meest kwetsbare en daardoor meest behoeftige wezen onder alle levende wezens. Deze kwetsbaarheid is het product van zijn evolutionaire ontwikkeling, die heeft geleid tot dusdanig grote hersenen dat hij daarmee maar amper geboren kan worden. De evolutionaire ontwikkeling van de mens is zelfs zover doorgevoerd, dat zijn ontwikkeling een eigen leven is gaan leiden; iets wat wij cultuur noemen. Ontwikkeling is een wezenskenmerk van het menselijke levensproces zonder welke hij zich niet staande kan houden in de survival of the fittest. Wat betekent ontwikkelen echter anders dan veranderen? Meer dan welk ander levend wezen is de mens in staat zich aan veranderende omstandigheden aan te passen door zelf te veranderen, zich te ontwikkelen. In dit evolutionaire veranderingsproces is de mens zo ver van zijn oorspronkelijke biologische wortels verwijderd geraakt, dat hij zich langzamerhand vervreemdde van zijn natuurlijke achtergrond. Er ontstond een virtuele afstand tussen de mens en zijn biologische wortels – een afstand die hem tot zelfbewustzijn bracht. Dit zelfbewustzijn is niets anders dan het bewustzijn van eigen sterfelijkheid of het doodsbesef. Op het moment in de evolutionaire ontwikkeling dat de mens zijn eigen dood kon vooruitnemen, groeide in hem een onbehaaglijk gevoel dat door angst voor het vreemde gevoed werd.[2] De mens viel niet meer vanzelfsprekend samen met zichzelf en zijn omgeving. Er was een breuk gevormd tussen hem en de wereld om hem heen, waardoor de wereld vreemd en dus als bedreigend werd ervaren. Om greep te krijgen op deze bedreigende wereld personifieerde de mens de hem bedreigende natuurkrachten. Zij werden machtige personen waar de mens zich door rituelen en offers mee trachtte te verzoenen. Op die wijze heeft de mens gewerkt aan de opheffing van de breuk met zijn natuurlijke achtergrond en de angst die dat genereerde. De poging tot verzoening van de mens met zichzelf en zijn natuurlijke omgeving middels machtige wezens die achter de bedreigende natuurkrachten zouden schuilen, noemen wij religie.

 

Emancipatie

Wat verstaan we onder emancipatie? Inhoudelijk betekent dit woord: zich vrijmaken van vreemde machten. De motor achter deze vrijmaking zijn sociaal-culturele ontwikkelingen die de mens steeds meer op afstand zetten van zijn natuurlijke, dat wil zeggen biologische afkomst – kortom, het beschavingsproces. Ik ga hier niet in op wat dit beschavingsproces drijft, maar stel vast dat dit proces een cultureel vervolg is van het evolutionaire proces waar de mens aan onderhevig is. Naarmate de mens door wetenschap en techniek meer greep krijgt op zijn natuurlijke omgeving, verandert zijn religieuze beleving. Zijn het eerst persoonlijke (voorvaderlijke) machten die achter de natuurkrachten zouden schuilen, allengs worden deze machten vager, abstracter. Uiteindelijk worden ze gereduceerd tot één macht (Jahwe, God of Allah) en vormt zich het monotheïsme. Belangrijk hierbij is de constatering dat de religieuze beleving de culturele ontwikkeling niet aanjaagt, maar volgt. Religie is met andere woorden geen culturele trendsetter, maar trendvolger. De culturele trend wordt gezet door de interactie van de mens met zijn omgeving – een interactie die vorm krijgt in wetenschap en techniek. Het is dan ook deze interactie die de mens successievelijk vrijmaakt van vreemde machten, hem doet emanciperen. Mettertijd hebben in eerste instantie de mannen zich vrijgemaakt van vreemde (hogere) persoonlijke machten en hun goden of god op flinke afstand gezet. Momenteel twijfelen de meeste mannen in het Westen of er nog wel zoiets als een god bestaat (agnosten) of geloven ze helemaal niet meer (atheïsten). Hoe veiliger we ons voelen door de wetenschappelijke en technologische kennis van de wereld, des te vrijer durven we ons te maken van hogere en vreemde machten. Dit vrijmakingsproces geldt niet alleen in de relatie met de geestelijke machten. Het zet zich op het sociale vlak door in de hiërarchische machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen, ouderen en jongeren, blanken en zwarten, hetero’s en homo’s, et cetera. De epigenetische regel daarbij is dat hoe meer greep wij hebben op en daardoor afstand nemen van onze biologische afkomst en omgeving, des te meer bevrijden we ons van vreemde machten. Ofwel: wetenschap en techniek drijven het emancipatieproces van de mens aan.

 

Angst en schuld

Zich vrijmaken van vreemde machten geeft de mens meer zelfbewustzijn – hij/zij wordt meer individu. Maar zoals we hebben gezien, hangt aan dit zelfbewustzijn een prijskaartje, namelijk het besef van eigen sterfelijkheid. Hoe meer we ons vrijmaken van vreemde machten – hoe zelfbewuster we dus worden –, des te ‘leger’ wordt onze dood. Immers, die vreemde machten waar we ons van vrij hebben gemaakt, waren onze garantie dat er op de een of andere wijze ‘iets’ na de dood was. Bij het wegvallen van deze garantie wordt onze dood ‘leeg’; er is ‘niets’ na de dood. Ofwel, het nihilisme van Nietzsches ‘god is dood’ wordt een existentieel gegeven dat ons hele bestaan doortrekt. Waren wij vroeger bang voor ‘iets’ (de natuur, de goden, God, de man, et cetera), nu zijn wij bang voor ‘niets’, voor de innerlijke leegte die ons zelfbewustzijn bepaalt. Dit noemen wij angst, een emotie die ten grondslag ligt aan alle psychische stoornissen, stress en verslavingen. Met het toenemen van de angst voelen wij ons steeds meer schuldig, omdat wij ons steeds kwetsbaarder gaan voelen en daardoor afhankelijker van de ander. Schuldgevoel ontstaat in het spanningsveld van een zelfbewust individu dat de erkenning van zichzelf middels de ander moet krijgen. Alleen de ander is in staat de innerlijke leegte van het zelf te ‘vullen’. Hierop is ook, wat Jürgen Habermas noemde, de Mitteilungsbedürftigkeit, de behoefte aan communicatie van het postmoderne individu, gebaseerd. Wij zoeken de voortdurende bevestiging van ons bestaan in en door anderen, omdat we onszelf als leeg ervaren.

 

New Age

Vanouds zijn mannen gewend aan de beleving van een innerlijke leegte. Hun zwakke identiteit is erop gebouwd. Zij hebben deze psychische kwetsbaarheid dan ook omgezet in sociaal-culturele activiteiten waarin zij trachten zich door anderen erkend te voelen in hun bestaan.[3] Vrouwen daarentegen werden tot voor kort beschermd tegen deze beleving van een innerlijke leegte door een drievoudige identiteitsstructuur: genetisch (het XX-chromosoom), als vrouw (de moeder-dochterverhouding) en als moeder (de voortplantingsfunctie). Als moeder droegen zij het positieve levensgevoel dat gebaseerd was op hun identiteit, ongebroken over aan hun kinderen; iets wat de onvoorwaardelijke liefde van de moeder naar het kind werd genoemd en bij vrouwen in het algemeen een heelheidsbeleving opriep. Met de emancipatie van de vrouw en de principiële gelijkstelling tussen mannen en vrouwen is er een flinke bres geslagen in deze vrouwelijke identiteit. Steeds meer vrouwen beleven de innerlijke of mentale leegte van een zelf dat zich bewust is van eigen dood die ‘leeg’ is. Dit uit zich onder andere in de toename van schuldgevoelens, angststoornissen, stress en verslavingsgedrag bij vrouwen. Omdat vrouwen van nature een sterkere band hebben met hun lichamelijkheid, zoeken zij een mentale rust door zich te richten op de bronnen van positieve energie die hen opnieuw moeten verbinden met zichzelf en hun omgeving. Allerlei vormen van spirituele oefeningen en meditaties moeten hen daarbij helpen om zo de mentale leegte van het geëmancipeerde individu op te heffen. De religieuze beleving wordt sterker individueel; religie volgt daarbij de trend van individualisering onder de algemene noemer van New Age. Centraal daarin staat de heling van de breuk tussen het individu en haar omgeving middels positieve krachten in zichzelf om zo schuld- en angstgevoelens op te heffen en zich gelukkiger te voelen. Of zoals op een bordje aan een kerk in Hiltrup bij Münster staat: Entwicklung braucht Entschuldung, ontwikkeling behoeft verzoening.

 

Conclusies

1. Emancipatie wordt niet geblokkeerd door religie, omdat de eerste een culturele trendsetter en de laatste een culturele trendvolger is.

2. Religie houdt niet op te bestaan door emancipatorische ontwikkelingen, maar verandert qua vorm en inhoud. Ze wordt meer individueel beleefd en tegelijkertijd gesocialiseerd middels feminiene waarden die dominant worden in de samenleving.

3. De religieuze beleving is intrinsiek aan de condition humaine, waarin de breuk van de mens met de omgeving zijn zelfbewustzijn bepaalt, en deze breuk zijn verlangen opwekt tot heling of verzoening om zich gelukkiger te voelen.

 

Noten
 

[1] Voor een nadere beschouwing hierover, zie mijn boek Het kwetsbare vermogen. Een verkenning naar de werkelijkheid van het zelf. Belangstellenden kunnen het boek bestellen via www.bravenewbooks.nl.

[2] Dit onbehaaglijke gevoel wordt in de Gifford Lectures on Natural Religion (derde lezing) door William James aangemerkt als de basisemotie van de religieuze beleving.

[3] Hegel en met hem Peter Sloterdijk (in Woede en Tijd) hebben de theoretische analyse gegeven waarom de erkenning door de ander steeds de historische drijfveer voor de menselijke ontwikkeling is geweest. Deze behoefte aan erkenning vooronderstelt dat de mens (en dan met name de man) een innerlijke leegte ervaart die hij met zijn activiteiten tracht op te heffen.