Balanssuïcide: een mythe of een weloverwogen daad?

 

Wat is geluk anders dan eenvoudigweg de harmonie tussen een individu en het bestaan dat het leidt? En welke harmonie is meer gewettigd om mens en leven te verbinden dan het gelijktijdig besef van zijn verlangen voort te bestaan en van de dood die hem wacht?

Albert Camus: De woestijn.

 

In het werk als consulent bij De Einder ontmoet je veel mensen met een duidelijke doodswens. Deze wens wordt meestal niet gevoed door een heftige crisissituatie die tot een impulsieve (zelf)moord kan leiden, maar door een bestendig lijden aan de zinloosheid van het eigen bestaan. Dit lijden kan voortkomen uit structurele fysieke ongemakken, zoals die bij ouderdom en chronische ziekten optreden, of uit psychische stoornissen van chronische aard; lijden dus aan het leven zelf.

 

Existentieel lijden

De kern van dit existentiële lijden is het gegeven dat het leven geen richting of doel (meer) heeft, waardoor psychische energie naar binnen slaat, implodeert, en een negatief of zelfs destructief karakter krijgt. Psychiaters spreken dan van een chronische depressie, die volgens hen goed behandelbaar is, waardoor suïcidale gedachten kunnen verdwijnen. Aan de oorzaak van dit existentiële lijden, namelijk het bestendig lijden aan de zinloosheid van het bestaan, kan echter meestal niets worden gedaan, omdat psychiaters wel hulpverleners maar geen zingevers zijn. Zodra dan ook het medische arsenaal aan middelen en/of therapieën is uitgewerkt, blijft de patiënt achter met hetzelfde existentiële probleem en heet dan uitbehandeld.

Wanneer deze patiënt niet meer in staat is zijn of haar energie te richten op de werkelijkheid van het leven om zo weer in een zekere balans te komen, blijft de dood over. Op dat moment kan zich bij de patiënt een existentieel proces ontwikkelen, waarbij de geïmplodeerde psychische energie met een negatieve lading zich richt op de dood, die als een verlossing van het lijden wordt ervaren. Hij of zij komt dan in wat je kunt noemen een existentiële balanssituatie, waarin niet het leven maar de dood het richtpunt wordt voor het handelen. In tegenstelling tot een crisissituatie die tot de impulsieve (zelf)moord kan leiden vanuit een uit-balans-zijn, is de zelfdoding vanuit een existentiële balanssituatie weloverwogen en doelgericht. Ze voldoet aan de voorwaarden zoals Van Tol die heeft geformuleerd: ‘Balanssuïcide of zelfeuthanasie is het weloverwogen beëindigen van onaanvaardbaar of als zinloos ervaren leven door de autonome mens; de mens die qua geestesgesteldheid in alle opzichten in staat wordt geacht de eigen psychische en sociale situatie en de maatschappelijke gevolgen van de voorgenomen zelfdoding in aanvaardbare mate te overzien.’[1]

 

Voorwaarden

Van Tol omschrijft de voorwaarden voor wie levenshulp geboden moet worden en voor wie stervenshulp geïndiceerd is.

‘Levenshulp moet gegeven worden bij:

  • Zelfdodingspogingen bij kinderen en ernstig geestelijk gestoorden.

  • Zelfdodingspogingen als ‘oplossing’ van een crisissituatie.

  • Alle gevallen waarin objectief een andere uitweg denkbaar is dan de dood, wat in principe het geval is bij reactieve of recidiverende neurotische depressies.

Stervenshulp is geïndiceerd in geval van:

  • (Voorgenomen) balanssuïcide (rationele, logische, filosofische zelfdoding, zelfeuthanasie). Voor deze categorie geldt per definitie een afwezig zijn van evidente psychische stoornissen en de weloverwogenheid van de keuze niet verder te willen leven.

  • De categorie van de ernstige psychische stoornissen. Hierbij is in principe levenshulp geboden. Ten aanzien van mensen die periodiek psychotisch zijn en tijdens een niet-psychotische fase om hulp bij zelfdoding vragen, bestaat evenwel geen reden dit verzoek niet in overweging te nemen.

  • Stervenshulp kan ook worden overwogen voor mensen uit de categorie van de neurotische en de persoonlijkheidsstoornissen. Het gaat dan om mensen met een vroege, zeer ernstige affectieve verwaarlozing, zoals voorkomt bij diepgaande ontwikkelingspsychopathieën of karakterneurotische ontwikkelingsstoornissen, waarbij alle denkbare therapeutische bemoeienissen hebben gefaald.’ Aldus Van Tol.

Crisissituatie

Als hulpverlener moet je kunnen beoordelen of iemand depressief is met een reactieve of recidiverend neurotische achtergrond, periodiek psychotisch is of een persoonlijkheidsstoornis heeft. Levenshulp is dan geboden, omdat het individu hierbij in een crisissituatie kan komen, waarin de dood als ‘oplossing’ van levensproblemen wordt gezien. Het handelen wordt niet gericht op en bepaald door de dood, zoals bij het existentiële lijden, maar de dood wordt gebruikt als ‘ventiel’ om de opgehoopte destructieve energie te ontladen. Het handelen blijft gericht op en bepaald door (de problemen van) het leven, waarbij de zelfmoord het karakter van een afrekening kan krijgen. Daarbij spelen veelal gevoelens van ressentiment, gekrenkte eer of trots, misplaatste schuld, (on)macht et cetera een belangrijke rol. Vanuit de psychische onevenwichtigheid van de suïcidant moet de daad vaak, net zoals bij een zelfmoordterrorist, liefst zoveel mogelijk slachtoffers maken door de inbreuk die de zelfmoord heeft op de sociale omgeving. De suïcidant kan met zelfmoord dreigen om zijn omgeving daarmee onder druk te zetten, zonder echter de achterliggende problematiek bespreekbaar te willen maken. Of hij hult zich in zwijgen om daarmee het effect van zijn daad te verhevigen.

 

Balanssituatie

In tegenstelling daarmee staat de balanssituatie vanuit het existentiële lijden aan het leven zelf. Hierbij wordt de dood niet als oplossing van de problemen, maar als verlossing van het lijden ervaren. De primair depressieve gevoelens van geïmplodeerde energie heffen zich op, doordat het handelen gericht wordt door de dood. Het heldere bewustzijn dat daarmee gepaard gaat, bewerkstelligt dat het individu niet terugvalt in oude psychische patronen, noch zich reactief of psychotisch gedraagt. Hij is zich bewust van de sociale gevolgen en neemt daar dan ook de verantwoordelijkheid voor. Zijn zelfdoding is dan ook geen afrekening met, maar een verantwoording afleggen aan de omgeving. Hij wil zo min mogelijk inbreuk maken op het leven van zijn naasten en doet er dan ook alles aan zijn doodswens met hen bespreekbaar te maken en geaccepteerd te krijgen.

Of zoals Van Tol het formuleert: ‘Wie weloverwogen dit leven wil verlaten, heeft zelden grote haast en zal – mede gezien de altijd aanwezige ambivalentie – bereid zijn de consequenties van een zorgvuldig diagnostisch proces te aanvaarden.’

 

Existentiële analyse

Dit ‘zorgvuldig diagnostisch proces’ valt echter per definitie buiten de grenzen van de psychiatrie. Immers, de psychiatrie richt zich op het genezen (‘iatrie’) van de psyche, en omdat iedere vorm van depressie voor haar een ziekte is, zal ze trachten deze ziekte te genezen. Onderscheid maken tussen reactieve, recidiverend neurotische of psychotische depressies en depressies die voortkomen uit het lijden aan het leven zelf, valt buiten haar competentie. Dat het handelen op een zeker moment gericht kan zijn op de dood, omdat de angst voor het niet-(meer)-zijn opgeheven wordt in het lijden aan het leven, is voor de doorsnee-psychiater ondenkbaar. Balanssuïcide is voor hem dan ook een mythe, zoals psychiater Koerselman schreef naar aanleiding van de zaak-Chabot.[2]

Het lijkt mij de specifieke taak van de consulent, samenwerkend met de Stichting De Einder, dit ‘zorgvuldig diagnostisch proces’ op basis van een existentiële analyse te begeleiden, waarbij het initiatief tot dit proces door de cliënt zelf wordt genomen en de richting van dit proces door de cliënt zelf wordt bepaald. In die analyse moet komen vast te staan of de cliënt zich bewust is van de existentiële angst voor het niet-(meer)-zijn en deze angst heeft kunnen opheffen in het lijden aan het leven zelf, waarbij hij een nieuwe existentiële balans heeft kunnen ontwikkelen. Wie vanuit een dergelijke balans de consistente wens heeft de dood boven het leven te verkiezen, heeft voldaan aan alle voorwaarden met betrekking tot een weloverwogen keuze en heeft daarmee het recht zichzelf van het lijden aan het leven te verlossen. Dit recht is namelijk gebaseerd op het ‘grondrecht’ van ieder individu ‘nee’ te zeggen tegen het leven zelf, en staat boven de sociaal geconditioneerde rechten van de gemeenschap die bij de mens als persoon behoren.

 

Noten

 

[1] Dr. D. van Tol: Hulp bij zelfdoding, Elsevier, Amsterdam.

[2] Prof. dr. G.F. Koerselman: Balanssuïcide als mythe. Over ‘Zelf Beschikt’ door B.F. Chabot. M.G.V., mei 1994.