APOPTOSE OF NATUURLIJKE ZELFDODING

 

De natuur leert ons te leven en te sterven.

Montaigne

 

Gevoelsmatig zullen velen zelfdoding als de meest tegennatuurlijke daad beschouwen die een mens kan begaan. Jezelf het leven benemen wordt door de nabestaanden veelal als een vreselijke inbreuk op het sociale en emotionele netwerk ervaren. En hoewel het in Nederland niet strafbaar wordt gesteld wanneer men zich van het leven berooft, wordt dit doorgaans ook in ons land als verwerpelijk beschouwd. Of zoals Boudewijn Chabot schrijft in de inleiding van zijn proefschrift over auto-euthanasie: ‘Suïcide geldt overal ter wereld als een slechte dood. […] Maar ongeacht het aantal, is suïcide een bron van verontrusting en zal dat blijven.’[1]

 

Apoptose

Toch bestaat er in de natuur een proces dat eigen is aan het leven en dit leven grenzen stelt. De stofwisseling van levende processen is namelijk gebaseerd op het afsterven van levende cellen en de vervanging ervan door nieuwe cellen. Dit proces van afsterving wordt in de biologie apoptose of celdood genoemd en is inherent aan het leven. Apoptose is eigen aan iedere levende cel op elk niveau van differentiatie en complexiteit. Op het moment dat de functie van apoptose niet of niet voldoende werkt, ontstaat er een woekering van cellen en celstructuren die onder andere kan leiden tot kankergezwellen en daarmee tot de dood van het hele organisme. De meest dagelijkse uiting van apoptose is de uitscheiding van fecaliën. Iedere keer als we naar het toilet zijn geweest, hebben we ons ontdaan van organische stoffen die het product zijn van de celdood.[2]

In NRC Handelsblad van 28-10-2006 schrijft Paul Lips over een Amerikaans onderzoek bij muizen met huidkanker. Daaruit blijkt dat vetweefsel de groei van kankercellen stimuleert, doordat het vet stoffen afgeeft waardoor tumorcellen minder snel afsterven. ‘De Amerikanen hebben gekeken naar de invloed van vetweefsel op het aantal cellen dat tot “zelfdoding” overgaat. Elke lichaamscel bezit een mechanisme voor een ordentelijke dood (apoptose) dat van buitenaf te beïnvloeden is. Dit zelfmoordmechanisme komt op gang bij ernstige beschadiging van een cel. Het vormt daarom een belangrijke bescherming tegen kanker, omdat kankercellen zichzelf in een vroeg stadium doden.’ Aldus Lips.

 

Natuurlijke zelfdoding

Wat kunnen we uit dit onderzoek concluderen? Allereerst dat iedere lichaamscel een mechanisme of proces heeft voor een ‘ordentelijke dood’ (apoptose). Ten tweede dat dit proces van buitenaf te beïnvloeden is, dat wil zeggen interactief is. Ten derde dat het bij ernstige beschadiging of traumatische ervaringen op gang gebracht kan worden. En ten vierde dat bij slecht functioneren van dit proces het organisme door celwoekering ten onder kan gaan.

Zelfdoding is op het niveau van lichaamscellen dus een heel natuurlijk proces dat eigen is aan het leven en het organisme ten goede komt, doordat het celwoekering voorkomt.

De vraag hierbij is dan of wat op celniveau van kracht is, ook op hoger niveau werkt. Met andere woorden: bestaat er op het niveau van organismes en levende wezens eenzelfde proces van apoptose als op het niveau van lichaamscellen? Wie enigszins op de hoogte is van dierlijk gedrag in groepsverband, weet dat een dier dat door een ziekte of predatoren ernstig is verzwakt of beschadigd, zich van de groep losmaakt en op een verscholen plek zijn dood afwacht. De groep waarin dit dier leeft, stoot het beschadigde of verzwakte dier uit. Ook de mens kent de natuurlijke behoefte zich bij ziekte en zeer of ouderdom van de gemeenschap af te zonderen om in stilte de dood af te wachten. In vele culturen bestaat nog steeds de gewoonte dat zwakken en ouderen middels versterving uit het leven stappen. Deze gemeenschappen beoordelen dit gedrag als positief en schrijven het dikwijls als ethische norm voor.[3] Kortom, het proces van apoptose of natuurlijke zelfdoding komt ook op het niveau van organismes en levende wezens voor.

 

Conclusies

1.   Wanneer we de eerdergenoemde conclusies uit het Amerikaanse onderzoek op een rijtje zetten, kunnen we allereerst stellen dat het proces van apoptose een zelfstandig werkend proces is, dat eigen is aan iedere levende cel en ieder organisme of individu. Het is dus een heel natuurlijke zaak wanneer een menselijk individu, dat door welke oorzaken dan ook zwaar beschadigd is, aan zelfdoding denkt. Deze suïcidale gedachte komt regelrecht voort uit het zelfstandig werkende proces van apoptose.

2.   Omdat dit proces zowel van binnenuit op gang kan komen als van buitenaf beïnvloedbaar is, is het interactief. Dit houdt in dat de oorzaken van traumatisering zowel van fysieke als van psychische aard kunnen zijn. Bekend is bijvoorbeeld dat vele ouderen die zich door hun fysieke handicaps buiten het maatschappelijk verkeer voelen staan, structureel depressief kunnen worden en daardoor de wens hebben in hun slaap te overlijden. Ook zijn er veel psychiatrische patiënten met depressieve stemmingsstoornissen die gebukt gaan onder aanhoudende suïcidale gedachten.

3.   Zowel fysieke als psychische trauma’s kunnen apoptose dus op gang brengen. De vraag is dan wat het individu als traumatisch ervaart. Deze vraag is eigenlijk alleen te beantwoorden in relatie tot het laatste punt en heeft te maken met de zingevingsvraag van het individuele bestaan.

4.   Wanneer het individu dusdanig beschadigd is dat het zijn eigen bestaan als zinloos ervaart, namelijk als een last voor zichzelf en zijn omgeving, voelt het zich getraumatiseerd door zijn afhankelijkheid van anderen. Het voortbestaan wordt door het individu dan als een woekering of parasitering gezien op het sociale ‘organisme’, wat door hem of haar slechts negatief geduid kan worden. En ook al duidt de sociale omgeving dit bestaan niet als louter negatief, dan nog is het een natuurlijke zaak dat bij het individu zelf suïcidale gedachten blijven opkomen.[4]

 

Balanssuïcide

Welke gevolgtrekking kunnen we hieruit maken? Dat het proces van zelfdoding een natuurlijke, want biologische achtergrond heeft. De verontrusting die wij bij zelfdoding ervaren, is dan ook niet van natuurlijke, maar van culturele, dus secundaire aard. Het voert hier te ver om deze culturele achtergrond te analyseren. Gezegd kan worden dat deze achtergrond bepaald wordt door waar cultuur als zodanig op gebaseerd is, namelijk op de typisch menselijke angst voor de dood. Het is de angst voor het niet-(meer-)zijn of het Niets die ons mensen tot een tweede natuur brengt en die we cultuur plegen te noemen. We doen er alles aan om deze angst te verdringen en het leven zo lang mogelijk te rekken. Naast de religie is het vooral onze medische zorg die erop gericht is het leven tot over de grenzen van de dood heen te tillen – macrobiotiek! Het zijn dan ook vooral de medici die de meeste moeite hebben te aanvaarden dat het leven eindig is. Met name psychiaters kunnen (of willen?) doorgaans niet inzien dat de angst voor het niet-zijn opgeheven kan worden in het lijden aan het bestaan. Deze toestand kan het best als balanssuïcide benoemd worden – een toestand waarin de primair depressieve gevoelens van geïmplodeerde energie zich opheffen, omdat het handelen door de dood gericht wordt.[5]

 

Afweer

Met de boven ontwikkelde inzichten in het proces van apoptose kunnen we stellen dat het individu tot de toestand van balanssuïcide komt wanneer het de angst voor het niet-zijn heeft overwonnen middels het lijden aan een getraumatiseerd bestaan. Daarmee is de weg vrijgekomen om het natuurlijke zelfdodingsproces of de apoptose haar werk te laten doen. Kwesties van ethische, medische, religieuze en juridische aard vallen hierbij onder de noemer cultuur en staan dus per definitie buiten deze toestand van balanssuïcide. Het zijn dan ook vooral ethici, medici, juristen en gelovigen die de meeste kritiek leveren op zelfdoding en die geneigd zijn zelfdoding categorisch als zelfmoord aan te duiden. Begrijpelijk, want cultuur komt nu eenmaal voort uit onze angst voor het niet-zijn van de dood en zowel juridische, religieuze, ethische als medische waarden zijn gebaseerd op de afweer van deze angst. De bezwaren tegen zelfdoding vanuit deze hoek behoren dan ook tot dit afweermechanisme, zodat in culturele termen zelfdoding per definitie negatief gedefinieerd wordt. Wanneer de bedenkers van deze bezwaren zich echter willen beroepen op het on- of tegennatuurlijke karakter van zelfdoding, dan gaan ze hun boekje ver te buiten en laten ze zien niets van dit fenomeen te begrijpen. Ze zullen zich meer in de biologie moeten verdiepen om erachter te komen dat de mens primair ook maar een ‘natuurwezen’ is en dus in eerste instantie door biologische wetten wordt bepaald. Daarbij is de angst voor de dood net zo’n biologische wet als het zelfdodingsproces of de apoptose. Het behoort tot een hogere levenskunst beide wetten op elkaar af te stemmen, wanneer het leven ons dwingt het einde ervan onder ogen te zien. In mijn ogen hebben zij die tot een balanssuïcide zijn gekomen deze hogere levenskunst bereikt en hebben ze op het juiste moment afscheid van het leven kunnen nemen.

Voor wie het leven niet als een gave maar een opgave ziet, is het een troostrijke gedachte dat de dood middels apoptose als ultieme opgave beleefd kan worden. Met die gedachte kan de mens aanvaarden dat de dood bij het leven hoort. Hij is daarmee bevrijd van de cultureel bepaalde taboes omtrent zelfdoding en kan met recht en rede een vrij individu genoemd worden.

 

Noten

 

[1] Boudewijn Chabot, Auto-euthanasie. Verborgen stervenswegen in gesprek met naasten, p. 20.

[2] Apoptose is niet te vergelijken met wat Sigmund Freud in zijn driftenleer de destructieve of doodsdrift noemde. Freud gebruikte de dualistische tegenstelling van de levensdrift of Eros en de doodsdrift om psychische conflicten te begrijpen. Apoptose staat niet dualistisch tegenover het leven, maar is er inherent aan.

[3] Tot voor kort heerste op een Japans eiland het gebruik dat mensen die zestig jaar werden, de gemeenschap verlieten en zich terugtrokken in de bossen op een berg om daar te versterven. Vele nomadisch levende stammen kenden het gebruik dat ouderen en zieken achterbleven, wanneer de groep van plaats veranderde. Dit om te voorkomen dat de groep vertraging op zou kunnen lopen bij het zoeken naar een nieuwe verblijfplaats.

Met betrekking tot de ethische normering schrijft Chabot hierover: ‘In delen van India staat dit [het afkalven van het etensritueel, FT] in hoog aanzien, bijvoorbeeld bij het Jaïnisme, waar ten dode vasten de betekenis heeft van een overwinning van een innerlijk zelf over het lichaam. […] Zo wordt het opgeven van het etensritueel tot een daad van controle over het levenseinde. Terwijl in India dit stervenstraject wordt gezien als een teken van onthechting en spirituele kracht, legt men in verpleeghuizen en op psychiatrische afdelingen nogal eens de nadruk op een onderliggende depressieve stoornis, die eerst psychiatrisch behandeld moet worden door medicatie en tijdelijke sondevoeding.’ (p. 32-33)

[4] In het eerdergenoemde proefschrift stelt Chabot vast dat alleen al in Nederland jaarlijks ongeveer 2800 mensen sterven door versterving en 1600 door zelfdoding met middelen. ‘Tezamen komen beide onderzochte methoden van auto-euthanasie ongeveer even vaak voor als euthanasie en hulp bij zelfdoding door een arts tezamen.’ (p. 263) Dit betekent dat alleen al in Nederland ongeveer 8800 mensen op een bewust gewilde manier sterven; dat wil zeggen: zich overgeven aan het proces van natuurlijke zelfdoding of apoptose. Dat daarbij vaak gebruikgemaakt wordt van middelen, verandert niets aan de oorzakelijke intentie van deze mensen. Deze ligt namelijk in het lijden aan een getraumatiseerd bestaan dat de angst voor het niet-zijn kan opheffen. Hoe lang dit proces duurt en met welke middelen het wordt beïnvloed, doet daar niets aan af.

[5] Een treinmachinist die acht dodelijke ongelukken meemaakte tijdens zijn werk vertelde: ‘Het valt me trouwens telkens weer op hoe relaxed de mensen zijn die besloten hebben dat ze dood willen. Ze zijn ook niet verdrietig, maar wachten heel rustig tot de trein eraan komt.’ (Uit: NRC Handelsblad, 16-6-2007.)